Verspreiding Bolsenbroek
v.a. 17e eeuw – 1930
Tussen 1690 en ca. 1930 hebben de Bolsenbroek-en zich vanuit Zelhem verspreid over Nederland. Waar Rijckelt (1690-1760) de eerste bouwman (boer) was op ‘De Bolsenbroek’ zette zijn zoon Jan Bolsenbroek (1732-1807) de boerenactiviteiten voort op dezelfde locatie. Via diens zoon Gerrit Jan (1762 -1839) wordt de Zelhemse tak behouden. Zijn broer Derk Willem (1773-1847) vond verkering in Spankeren met Aaltjen Havesman en vestigde zich in Rheden. Aaltjen had verder geen broers/zusters dus wellicht naam Derk Willem ‘de zaak van schoonvader’ over. Derk Willem legt daarbij de grondslag voor drie generaties in Rheden. Bijzonder is dat zijn dochter Berendina Bolsenbroek (1812-1881), die in 1838 huwt met Harmen Teunissen, in 1836 het leven schenkt aan Derk Willem (de 2e). Derk Willem behoudt de naam Bolsenbroek (van zijn moeder dus). Zijn vader is onbekend en Harmen Teunissen zal als zijn stiefvader hebben gefungeerd. De bloedlijn van de Rhedense tak is hier dus via moeder Berendina voortgezet. Haar zoon en kleinzoon’s verspreiden zich richting Arnhem, Kampen en Rotterdam. Wat in de nazaten van Berendina ook opvalt, is dat veel kinderen doodgeboren worden. Gerrit Bolsenbroek (1869-1950) had een kinderloze zus (Berendina 2e). Gerrit trok naar Kampen. Met Engelina kreeg hij Zoon Derk Willem 3e (1904-1984), een leraar Ambachtschool te Steenwijk (Ov) Rotterdam. Zij lijken kinderloos, waardoor de Rhedense tak lijkt te zijn uitgestorven.
Gerrit Jan Bolsenbroek (1880-1964) is de laatste boer op de Bolsenbroek. Hij krijgt met Harmina Ellenkamp één zoon die in het eerste jaar overlijdt. Twee dochters (onder wie de moeder van Johan Hiddink uit Ede) kunnen de bloedlijn niet voortzetten, waarna dus ook de Zelhemse tak is uitgestorven.
Naar het ‘Westen’
Het voorgaande in ogenschouw genomen is dus alle hoop gevestigd op voortzetting via Rijckelts zoon Hendrick (1728-1795). Hendrick trok richting west en vestigde zich in rond Angerlo/Doesburg. Daarmee wordt ook via diens zoon Barent (of Barend) (1775-1847) de Doesburgse tak ‘gesticht’. Bij het schrijven van dit artikel, is de huidige positie en het nog bestaan van deze tak onbekend. De Doesburgse tak wordt hier wel uitgebreid beschreven.
De Apeldoornse tak
Via Rijk (1768-1821) en diens zoon Harmen Bolsenbroek (1806-1855) wordt de Apeldoornse tak aangelegd. Door zich te vestigen in Drempt/Laag Soeren, komen ze steeds dichter bij Apeldoorn. Ze zouden zich met landbouw en schapenhouderij hebben bezig gehouden. Op de Veluwe waren uiteraard vele schaapskuddes. Wie heeft meer informatie over de(ze) activiteiten van Rijk en Harmen?
Harmen Bolsenbroek zet via twee zonen de Apeldoornse tak voort. Hermanus (1844-1922) is daarvan enig aanvoerder. Zijn broer Gerrit Jan (1840-1924) krijgt ‘enkel’ twee dochters. Hermanus is geboren in Laag Soeren.
Hermanus: de aanvoerder!
Hermanus heeft uit zijn eerste huwelijk met Bartha Kerseboom vier kinderen. Bartha overlijdt in 1878 en later in dat jaar verliest weduwnaar Hermanus de in het zelfde jaar geboren Gerrit Johannes. Hermanus gaat met drie kinderen van 5, 8 en 9 en vast en zeker veel verdriet het jaar 1879 in. Kennelijk krijgt hij in 1879 weer een relatie; met Hendrina Jeremina Havesman. Hendrina bevalt op 3 augustus 1879 van Gerrit Jan. In 1881 trouwt hij Hendrina en ‘wettigt’ daarbij Gerrit Jan. Er volgen nóg drie zonen. Zij vestigen zich in Apeldoorn waar Hermanus papiermaker is. In 1892 overlijdt ook Hendrina op slechts 40-jarige leeftijd. Hermanus blijft wederom bedroefd achter met zeven kinderen variërend van 3 tot 22 jaar. Oudste en enige dochter Hendrika trouwt in 1892 met Egbert Nieuwenhuis en zal de moederrol wellicht op zich hebben genomen voor de ‘kleintjes’.
In 1911 trouwt Hermanus nog voor een derde keer; hij is dan 66 en trouwt met Jennigje Dalhuis. Ook Jennigje overlijdt al weer 4 jaar later op 65-jarige leeftijd. Hermanus blijft voor een derde keer achter als weduwnaar en overlijdt op 24 april 1922 na een beproefd leven. Maar hij heeft tot dat moment wel Bolsenbroeken gezaaid als geen ander!
Harmanus lijkt rond 1890 naar Apeldoorn te zijn gekomen om daar waarschijnlijk bij Papierfabriek de Eendracht te gaan werken.
De zeven zonen van Hermanus bleken ondernemende type’s te zijn en weinig trek in werken in de papierfabriek te hebben gehad. De industrialisatie maakte dat veel papiermolenaars in en rond Apeldoorn de omschakeling van handgeschept papier naar machinaal geproduceerd papier niet konden maken. De Liere of (Het Liertje) was ook zo’n molen. Deze was al in 1811 stilgelegd. Deze molen lag op de locatie van de wasserij De Liere die Gerrit Jan Bolsenbroek (1879-1938) rond de eeuwwisseling begint. Kennelijk hadden Harmanus’ zonen geen goed voorbeeld aan het fabriekswerk van hun vader.
Note:
De beschrijving is deels gebaseerd op mijn eigen invulling en aannemelijke feiten. Heb je exactere informatie? Laat mij dat graag lezen via een e-mail!